Er
zijn weinig mensen die niet weten wat genocide is. Daarentegen is er
nauwelijks iemand die ooit van epistemicide heeft gehoord. En toch is
epistemicide – cultuurmoord – het kenmerk van imperialisme,
kolonialisme en ‘colonialidad’.
Colonialidad
verwijst naar de culturele logica, het culturele DNA dat de
kolonisator in de oorspronkelijke bevolking ‘insemineerde’. Een
vervreemding van het eigen cultuurgoed waarvan – volgens de
Latijns-Amerikaanse bevrijdingsfilosofen – de Latinos nog altijd
niet zijn bevrijd. Nog altijd werkt het Westerse discours hegemonisch
door in opvattingen over doen en laten en zijn de oorspronkelijke
bewoners nog steeds ontheemd op zoek naar eigenwaarde in een wereld
die op hen neerziet.
In
het kielzog van Columbus trokken aan het begin van de zestiende eeuw
de Spanjaarden en de Portugezen vanuit het gekerstend Europa naar
Zuid-Amerika om met het kruis in de ene en het wapen in de andere
hand, kennis en kunde van de ‘indígenas’ uit hoofd en hart te
bannen. De Caliban – een verbastering van kannibaal, zoals
Shakespeare hem karakteriseerde in The Tempest – kreeg te maken
met dressuur van de bezetter. De ‘indígenas’ moesten worden
geciviliseerd naar opvattingen van vreemde heersers, vielen ten prooi
aan achterstelling en werden geconfronteerd met een vernietiging van
cultuur en taal door het opleggen van wat wezensvreemd was.
Datzelfde
gebeurde in nagenoeg alle overzeese gebiedsdelen die het oude Europa
– de landen om de oude wereldzee – zich eigen maakten.
In
Noord-Amerika verliep dat proces analoog maar baarde het uit de
schoot van de Angelsaksische logica in de Twintigste Eeuw het
neoliberalisme dat de neoliberale persoonlijkheid – zoals Samir
Gandesha* die beschreef – tot wasdom bracht.
Heden
ten dage zet China zich in om op hegemonische manier – de zegening
van de Chinese cultuur op wereldschaal – een nieuwe
persoonlijkheidsstructuur te vormen: de nieuwe mens, zoals Xi Jinping
die noemt. Alle elektronische middelen worden uit de laboratoriumkast
gehaald om door middel van cybertechnologie mensen te vigileren en te
sturen. Vigileren rijmt op leren en programmeren. Een leren dat is
gebaseerd op een registreren dat leidt tot een en dezelfde
gedragsmodaliteit. En programmeren – maar nu op basis van
algoritmes – is een al eeuwenlang gekoesterde wensdroom van
heersers in kerk en staat: houd jij ze maar dom, dan houd ik ze arm.
Laat
hopen dat de nieuwe mens zich bij zijn vorming laat leiden door het
parool dat aan Willem de Zwijger – de man die in opstand kwam tegen
de koning die hij altijd had geëerd – wordt toegeschreven: je
hoeft niet te hopen om een revolutie in gang te zetten en niet niet
te slagen om te volharden.
Aan het einde van een eeuw die te boek staat als het tijdperk van de Verlichting, schreef – in 1785 – Schiller zijn Ode an die Freude, met daarin het ‘alle Menschen werden Brüder’. Een loflied vol hoop.
Zo’n honderd jaar later, ten tijde van de Parijse volksopstand, schreef de ‘communard’ Eugène Pottier de tekst van De Internationale, die in 1888 door Pierre de Geyter – na eerst gezongen te zijn op de wijs van de Marseillaise – op muziek werd gezet. Het werd door toedoen van Lenin en Rosa Luxemburg het strijdlied van de rode revolte: het spook van het communisme, zoals Karl Marx en Friedrich Engels dat in 1848 in het begin van hun Communistisch Manifest benoemden: ‘Ontwaakt! Verworpenen der Aarde, Ontwaakt!’
Zij schreven dat manifest in antwoord op de humanitaire crisis die als gevolg van de industriële revolutie was ontstaan en benoemden de vijandelijke tweedeling die daaruit voortkwam als bourgeoisie en proletariaat.
Op de puinhopen van economische en politieke ontreddering kwam dat proletariaat in beweging: in Rusland kwam door een opstand een eind aan het tsarenrijk en in westelijk Europa ontketende het – door wat democratisch begon – de vloek van het Nationaal Socialisme.
Nu leven we op de puinhopen van de digitale revolutie en waart er een spook door de geglobaliseerde wereld. Maar nu het spook van ontheemden en ontgoochelden.
Op de puinhopen van neokolonialisme en neoliberalisme is als uiting van economische en politieke ontreddering een nieuwe, vijandige tweedeling ontstaan: de ‘precarians’ versus de potentaten van het grootkapitaal, de groot geld bezitters.
Precarians, mensen die zijn uitgeleverd aan zichzelf in een wereld waarin wel werk is maar waarin er te weinig banen zijn. Een wereld vol bestaansonzekeren waarin de ethiek van het overleven de centrale leer is geworden. Opnieuw dat: ‘Erst kommt das Fressen dann kommt die Moral.’
Mensen die nog maar één stem hebben: een tegenstem. Een tegenstem, vaak zonder weet van waartoe voor te zijn.
Het spoor bijster brengt het leiders voort als Donald Trump. Nieuwe dynastieën die als ongeleide projectielen – die als zij niets meer te winnen hebben – door hun waan de hele wereldorde kunnen ontregelen en in brand kunnen steken. Niet anders dan als mensen die niets meer te verliezen hebben, kruitvaten kunnen worden.
‘Zet de wereldkaart eens op zijn kop en je ziet een wereld waar onrecht de norm is en recht de grote uitzondering.’ – Enrique Dussel
Wil Heeffer geeft in De bevrijdingsfilosoof een bevlogen inleiding in het denken van de Latijns-Amerikaanse filosoof Enrique Dussel. Dit is het eerste boek over Dussel dat in Nederland verschijnt.
Enrique Dussel, geboren in 1934 in Argentinië, gepromoveerd in de filosofie in Parijs en Madrid, en in het bezit van vele eredoctoraten, is een van de belangrijkste denkers van onze tijd. Toch kent nauwelijks iemand hem in Nederland. Welke andere denker kan zeggen dat er een bomaanslag op hem is gepleegd? Dit gebeurde in 1973, als docent filosofie aan de Universiteit van Buenos Aires en tegenstander van het regime. In de jaren daarna tot hij in 1975 voorgoed Argentinië verlaat, zal Dussel aan den lijve ondervinden wat dictatuur betekent. Het zal zijn werk diepgaand beïnvloeden. Dussel krijgt politiek asiel in Mexico en gaat doceren aan de autonome universiteit van Mexico-Stad.
Dussel zal al snel een politiek-activistische richting inslaan en zich gaan concentreren op de plaats van Latijns-Amerika in de wereldgeschiedenis. Vanuit een oriëntatie op het gedachtegoed van de oude precolumbiaanse samenlevingen ontwikkelt hij zijn bevrijdingsfilosofie; vanuit het werk van Marx en Levinas zal hij het accent gaan leggen op de totaliteit van het leven, La Vida.
Dussels bevrijdingsfilosofie is een baanbrekende sociale en politieke filosofie. Deze filosofie bepleit een ethiek en politiek die zijn gebaseerd op ecologisch denken. Met haar kritiek op kolonialisme en imperialisme laat bevrijdingsfilosofie bovendien zien dat economisch onrecht en afhankelijkheid bepaald niet tot het verleden behoren.
De bevrijdingsfilosofie: politiek en economie. Wijsgerige Kring Eindhoven, maart 2021 (https://youtu.be/zIVCJaH5J0Y)
De bevrijdingsfilosofie: ethiek en politiek. Wijsgerige Kring Eindhoven, maart 2021 (https://youtu.be/OOShHn4–2o)
Zie verder vier you tube colleges over de bevrijdingsfilosofie van Enrique Dussel: Voordrachten via zoom tijdens de covid-periode : https://www.youtube.com/watch?v=yBtRSXCys5k&t=95s https://www.youtube.com/watch?v=Q0zTKdM7crY https://www.youtube.com/watch?v=hG0MKheskQA https://www.youtube.com/watch?v=PswNcDpGP7Q
Mijn nieuwe poëziebundel die in Spanje verscheen.Derde essay in een reeks die begon met Tot elkaar veroordeeld (Aspekt, 2010) en werd vervolgd door Hoelang pikken we het nog (Wilde Raven, 2015) In alle drie de essays staan drie thema’s centraal: – Wij mensen zijn wezens die kortstondig aanwezig zijn in een kosmisch transformatieproces. Dat vraagt om bescheidenheid omdat wij als tijdelijke wezens zowel erfgenamen als erflaters zijn van la pachamama (moeder aarde). Zij dient ons als erfgoed maar niet tot misbruik. Vernietigen we haar, dan vernietigen we onszelf – Centraal in al ons doen en laten staat het vraagstuk van sociale rechtvaardigheid – Het bieden van bestaanszekerheid (grondprincipe van de ethiek) is de toetsteen voor allen
Introductie van mijn boek in Boekhandel van Piere te EindhovenOnthulling van Van Roofbouw naar Opbouw na een presentatie van het boek in Het Zoekend Hert te Antwerpen met links van mij Herman Lodewijckx en rechts van mij Eddy Strauven en Rik Pinxten
PRESENTACIÓN DE WILL HEEFFER Y “VEINTE POEMAS DESESPERADOS Y UNA CANCIÓN DE AMOR”
No siempre nos encontramos con un poemario publicado en castellano por un autor holandés. Es una combinación cultural que ha dado lugar a esta gran obra “Veinte poemas desesperados y una canción de amor”.
En el poemario“Veinte poemas desesperados y una canción de amor” Wil Heeffer hace un homenaje al conocido libro de Pablo Neruda, y siguiendo la línea del poeta Carlos Drummond de Andrade, reflexiona sobre el amor, al igual que Carlos en su poemario “O amor natural”.
Este poemario es una visión madurada de la vida. La fascinación sobre la carne que asusta y seduce. Desde la ceguera del enamoramiento, no solo madura el ansia, sino también algo más importante: la idea que significa la pareja. ¿Qué es el amor más allá del placer? La obra ha sido ilustrada con imágenes del ya fallecido Ad Willemen, un grande y premiado artista holandés, que fue profesor de la misma escuela en la que Vicent van Gogh estudió.
Na afloop van een oogheelkundig congres over kokerzien in Havana ontmoet Jan, een Nederlandse oogarts, de Cubaanse Luz. Ze is de dochter van een heldin van de revolutie. In tegenstelling tot haar moeder, die de idealen van de revolutie door een gekleurde bril blijft zien, loopt Luz vast in de realiteit van een leven vol tegenwerking en tekorten.
In eigen land voelt zij zich in vergelijking met de binnenstromende toeristen een tweederangsburger. Bovendien raakt ze in moeilijkheden door betrokkenheid bij de opzet van onafhankelijke bibliotheken.
Wat voor Jan echte liefde lijkt, is voor haar eerder een vorm van love-sharing. Een mogelijkheid om weg te komen uit een land dat haar verstikt maar waarvan zij niet kan loskomen. Hun relatie krijgt onverwachte wendingen door de geboorte van een zoon maar ook door wederzijds onbegrip. Jan loopt vast in de val van verliefdheid, vecht met verantwoordelijkheid en kan het failliet van een relatie waarvoor hij veel heeft opgegeven, niet aanvaarden. Luz wordt een speelbal van heimwee en woede en vindt bij haar moeder een klankbord voor gefrustreerd verdriet.
Mijn roman leert Cuba kennen en maakt veel duidelijk voor wie uit het land terugkeert met vragen. Daarnaast wil ik laten zien wat machteloosheid met mensen doet, welke lagen en de listen die de liefde in petto kan hebben en over het wrede toeval dat mensen parten speelt.
Aboutaleb, de burgervadervan Rotterdam spreekt over de wij-samenleving. Rutger Bregman en Jesse Frederik vragen zich af Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers. Varoufakis, het enfant terrible van Europa schreef met De economie volgens Yanis Varoufakis een inzichtelijk boekje over economie voor zijn dochter. Hij schuwt daarbij niet het gedachtengoed van Karl Marx die terug in beeld lijkt te zijn. En Piketty schrijft over de toenemende kloof tussen arm en rijk.
Maar waar ligt nu de oplossing?
Daartoe onderneemt Wil Heeffer een poging in Hoelang pikken we het nog. Een manifest waarin hij zoekt naar het laatste restje vuur om het publieke domein nieuwe gloed te geven.
Want waarom betalen wij belasting als het alleen maar verdwijnt in de handen van zakkenvullers? Waarom al dat privatiseren en het socialiseren van private schuld? Waarom groeit het leger zwevende kiezers dat zich verliest in de waan van de dag? Waarom noemen we de PVV steevast een politieke partij terwijl het alleen maar om een beweging gaat die draait om Wilders terwijl het ledenaantal van politieke partijen terugloopt?
We delen met z´n allen een erfgoed: maar delen we dat nog?
Of staat alles in het teken van het I I-mighty?
Heeffer slaat pijlers die het publieke domein opnieuw kunnen stutten, waarop loyaliteit en wederzijdsheid rusten. Ofschoon het gaat over de revolutie opteert hij voor een de-constructie van het kapitalisme. In het filosofisch café van zondag 13 september gaat hij daarop in.
Prof. dr Heinz Kimmerle over Hoe lang pikken we het nog:
In dit ‘Hoe lang pikken we het nog’ gaat het om een deconstructie van de logica van het monetair kapitalisme. Een deconstructie is een vorm van kritiek tegen de achtergrond van een positief alternatief. Dat in het kapitalisme de menselijke verhoudingen tot de verhoudingen van waren worden, die een prijs hebben die betaald moet worden,laat zich van Marx leren.
De kern van het probleem is de erosie van de sociale cohesie. Wil Heeffer laat haarscherp zien dat het teloorgaan van de beheerfuncties de oorzaak hiervan is.
Om hiertegen in te kunnen gaan is een nieuwe mentaliteit nodig, een nieuw ethos dat de mensen bindt. De verwezenlijking daarvan kan niet in één klap gebeuren. Maar zonder bereidheid lukt het nooit.
Harry van Bommel (kamerlid SP) over Hoe lang pikken we het nog:
‘Hoelang pikken we het nog?’ is een stevig politiek pamflet dat de lezer tot keuzes dwingt. Accepteren we de sociale erosie die de grondvesten van onze gemeenschap aantast of kiezen we voor het herijken van onze betrokkenheid? In deze beschouwing over politiek en economie komen de grote denkers voorbij en wordt de rol van kapitaal en arbeid verder geanalyseerd dan eerder bij Marx en latere auteurs. Ook hedendaagse problemen rond schulden, afnemende politieke participatie en doorgeschoten marktwerking komen aan bod. Met het formuleren van een aantal rechten als grondslag voor cohesie maakt Heeffer zijn pamflet volledig en zijn redenering rond. Hij durft te kiezen en daagt de lezer uit hetzelfde te doen.
Pof. dr. Ben de Pauw over Hoelang pikken we het nog?
Wil Heeffer kijkt vanuit het werelds reilen en zeilen naar hoe het staat met Neerlands bloed. Zoals elders ontstaan in perioden van krapte problemen omdat door schrijnende verschillen de behoefte aan regulering explodeert. Dat is altijd zo geweest, al ver voor Karl Marx. Ook vandaag luidt het programma van de Tegenpartij voor een eerlijker verdeling van het materieel schaarse nog steevast: ‘Met zijn allen voor ons eige’. Echter, door het faillissement van de maatschappelijke instituties is de noodzakelijke sociale cohesie die tussen individuen moet bestaan om een samenleving te kunnen vormen afgekalfd. Als gevolg daarvan is in onze postmoderne tijd het individu voor zekerheid en bescherming aangewezen op gedetailleerde regelgeving die is gebaseerd op statistische analyses van wat politiek haalbaar geacht wordt. Daarbij ontbreekt per definitie de menselijke factor, want ons huidige systeem is afgestemd op één ding: Hoe krijg IK meer? Hoe lang pikken we het nog. De schrijver stelt een aantal intrigerende vragen en laat niet na zinvolle oplossingen aan te dragen en herinnert ons eraan dat niemands leven wegens persoonlijk succes wordt geprolongeerd.
Om in de sfeer van de roman te komen, klik door naar:
En we verdroomden de dag
2003, Grafisch Buro Goirle bv en ROMA Publications. Gedichtenbundel. Poëze en illustraties zijn geheel gewijd aan het zwoele, melancholieke leven op Cuba. De illustraties zijn afkomstig van de Cubaanse kunstenaars Enrique Miralles Tartabull en Omar Cardosa en van graficus Ad Willemen.
Het bitter van de rosse maan 2008, Free Musketeers.
Francesco van der Maan heeft, omwille van zijn doodzieke vrouw Nadine, de onderneming die zijn vader heeft opgebouwd, vaarwel gezegd. Altijd heeft hij situaties naar zijn hand kunnen zetten, nu raakt hij in de greep van omstandigheden die hij niet voorzag. De verstoorde relatie met zijn stiefzoon dringt zich op, de kanker van Nadine kluistert hem aan huis. Herinneringen worden een wijkplaats. Door wat hij een toeval noemt, raakt hij verstrikt in de netten van een masseuse. Een onconventionele roman over liefde en verlangen, waarin de behoefte aan menselijke warmte de hoofdrolspelers uitlevert aan de gevolgen van een noodlottige samenloop van omstandigheden. Het bitter van de rosse maan is Wil Heeffers romandebuut.
Media Aanbod/NBD/Biblion – Recensietekst:
Francesco (Freddy) verzorgt zijn doodzieke vrouwNadine als hij op een vrije dag Sarah ontmoet. Zij is een Thaise masseuse, met wie Freddy vervolgens vele middagen doorbrengt. Dat schept afstand tot Nadine en haar zoon Carlo uit een eerder huwelijk. Muziek en poëzie nemen in Freddy´s leven een belangrijke plaats in. Citaten en verwijzingen maken deze roman wat topzwaar. Naarmate de dood van Nadine nadert, komen herinneringen op. In flashbacks geeft de auteur (1944) een mooi zicht op het begin van de relatie. Tegelijkertijd is er, ook vanuit het perspectief van Sarah bezien, een groeiende sensualiteit en vertrouwdheid op de vrije middagen, gelardeerd met flashbacks over Sarahs jeugd. Troost rest, als door onvoorziene omstandigheden een einde komt aan deze vlucht. Dit prozadebuut verscheen na vijf poëziebundels, en ademt soms ook een poëtische sfeer.
Persbericht bij de verschijning van Het bitter van de rosse maan in Engelse editie 2014
America Star Books is proud to announce the release of The Bitterness of the Red Light Moon by Dutch author Wil Heeffer. The book is the English translation of Wil Heeffer’s original Dutch novel, Het bitter van de rosse maan, published in the Netherlands by Uitgeverij Free Musketeers in Zoetermeer.
A brief synopsis of The Bitterness of the Red Light Moon: Everything was fine until she was diagnosed with Cancer. Because of his dying wife, Francesco Van der Moon bid goodbye to the company his father had built. He had always been able to handle situations until now, that he got into one he didn’t foresee. The unpleasant relationship he had with his stepson interfered with his intimacy with Nadine while she was bed ridden. Although anchoring on memories he lost grip on what hit him. Out of the blue, he comes in contact with Sarah, an Asian masseuse who lived a scarred life. Before doing this job, she studied philosophy and English literature. Their lives took an unexpected turn at the wrong place and at the wrong time. It was not what they had expected but what befell them caused a total disruption. It delivered them from the sequel of a fateful coincidence. Yet their minds ranged in the dream world of music and poetry colliding with the harsh reality of everyday life. This is an unconventional novel about love and desire, on disturbed peace and comfort when one’s life is wrecked.
In Paradisum 2006,Grafisch Buro Goirle bv, Goirle.
Prematuur 2004, Vereniging van Ouders van Couveusekinderen.
Genre Poëzie
Website http://www.couveuseouders.nl
Recuerdos 2002, Fado Press, Tilburg.
Dichtbundel tot stand gekomen in samenwerking met de graficus Walter Kerkhofs.
Genre Poëzie
Tot elkaar veroordeeld 2010, Uitgeverij Aspekt.
Ofschoon het erop lijkt dat in een door publiciteit overspoelde wereld de bomen tot in de hemel groeien, ofschoon het lijkt dat huidige keuzemogelijkheden ons volledige vrijheid en onafhankelijkheid verschaffen, zijn wij door de ontwikkeling van productie- en communicatietechnieken meer dan ooit van economische besluitvorming afhankelijk geworden. Wereldwijd zijn markten geopend, arbeid is verplaatst naar landen met de laagste lonen, door internet staan we real-time op hetzelfde dorpsplein, multinationale ondernemingen putten bodemschatten uit en geld stroomt naar vrijplaatsen. In het kielzog van die ontwikkelingen wordt wereldwijd de openbaarheid geweld aan gedaan door mediatycoons die sleutelposities in de openbare meningsvorming bezetten en worden we gebrainwashed door een mediageweld dat onze beeldvorming bepaalt. De Spaanse filosoof Ortega y Gasset vergeleek dit soort van cultuuromslagen met een schipbreuk, maar schipbreuk leiden wil nog niet zeggen verzuipen. Om overleven veilig te stellen hebben we elkaar nodig. Zeker in een wereld waarop in toenemende mate krachten als versnelling en massaliteit inwerken. Ontwikkelingen die ons niet alleen tot slachtoffer maken van gevolgen die nauwelijks te herroepen zijn, maar die ons tevens medeplichtig maken aan maatschappelijke ontwikkelingen die zich in toenemende mate aan onze instemming en toestemming onttrekken.
De schrijver zoekt naar aanknopingspunten die ons in staat stellen om vanuit een ´verlicht pessimisme´ ( Savater) en constructieve ontevredenheid perspectieven op welzijn en welvaart wereldwijd te doen samensmelten.
Prof. dr.dr. Heinz Kimmerle schreef over dit sociaal-filosofisch essay: ´De mensvisie benadrukt de gevoelskant van de mens, die op een preciese en gedifferentieerde manier wordt beschreven. Aan actuele vraagstukken zoals het multiculturalisme, de rol van de vrouw in de maatschappij en de betekenis van internet op het gebied van communicatieve interactie wordt uitgebreid aandacht besteed. Het boek is in het kader van de in Nederland gangbare filosofische literatuur bijzonder omdat het auteurs aan de orde stelt die veelal niet in andere boeken worden behandeld.
Erratum: In de eerste druk van het boek is de naam van Antonio Damasio verbasterd tot Antonio Demasio. De ISBN nummers verwijzen wel naar de correcte publikaties
Genre Literair essay
Made in Havana De roman Made in Havana geeft aan de hand van enkele kernthema´s een bijzondere inkijk in het hedendaagse Cuba. Kort daarover iets over de inhoud.
Tijdens een congres in Havana over kokerzien, ontmoet de Nederlandse oogarts Jan de Cubaanse Luz, de dochter van een held van de revolutie. Ze wil weg uit een land vol tekorten, waarin – zoals zij het ziet – de verstokte, oude garde zich blind staart op het glorieuze verleden en op de verworvenheden van de revolutie. Weg uit een wereld vol verkrampte mensen die figuurlijk aan kokerzien lijden en geen oog hebben voor het vrijheidsverlangen van de jeugd. In vergelijking met de binnenstromende toeristen voelt Luz zich een tweederangsburger en ervaart hoe onder druk van het geld idealen verdampen. Luz zet zich op Cuba in voor de uitbouw van een netwerk van onafhankelijke bibliotheken. Een ontwikkeling die op gang komt nadat Fidel Castro laat weten dat er in Cuba geen verboden boeken zijn. Door haar omgang met mensen die worden gezien als handlangers van het Amerikaanse imperialisme, raakt ze in de problemen en ziet in een relatie met Jan een uitweg. Vervolgens ontrolt zich hun gezamenlijke geschiedenis, vol geluk en ongeluk. De roman stelt het generatieconflict tussen de revolutionaire garde en de jeugd aan de orde. Jonge mensen streven naar zelfbeschikking, naar economische afhankelijkheid en naar openheid. Een streven dat in Cuba door het uitblijven van voortvarende besluiten wordt gefrustreerd. Bovendien speelt in het hedendaagse Cuba een vorm van apartheid die door de dubbele muntsoort in stand wordt gehouden: voor de Cubaan is er de peso cubano en voor de buitenlander de convertibele peso, de CUC. Tussen beide zit een verschil van meer dan een factor twintig waardoor wat voor de Cubaan buiten bereik ligt voor de vreemdeling voorhanden is. Het heeft geleid tot een paradox die van de Cubaan in eigen land een vreemdeling heeft gemaakt. Desondanks rust de Cubaanse maatschappij nog altijd op uitgangspunten die in de negentiende eeuw door José Martí, de vader des vaderlands zijn geformuleerd. De roman kent drie delen die spelen in drie periodes: het jaar 1997, de jaren 1998 tot 2000 en het jaar 2003. Die delen voor ingeleid door een korte historische schets. Een soort decor waarin het wel en wee van de hoofdpersonen vorm krijgt. Made in Havana is een ontroerende roman over wat machteloosheid met mensen doet, over de lagen en listen die de liefde in petto kan hebben, en over hoe het wrede toeval de mens danig parten kan spelen.
Media Aanbod/NBD/Biblion – Recensietekst:
Deze hier en daar bijna journalistieke roman, speelt zich, zoals de titel al doet vermoeden, af in Cuba. Een symposium over kokerzien brengt de Nederlandse oogarts Jan naar Cuba. In Havana ontmoet hij de temperamentvolle Cubaanse Luz, dochter van een held van de revolutie. Luz voelt zich achtergesteld bij de vele toeristen met hun privileges. Ziet zij in Jan misschien een uitweg uit Cuba? Vindt Jan bij Luz de levendigheid, de spanning die hij in zijn dagelijkse leven mist? Hoe dan ook: hun ontmoeting blijft niet zonder gevolgen. Boeiende en informatieve roman.
Verslag van de voordracht over mijn boek in Het Vliegend Hert in Antwerpen
De
Latijns-Amerikaanse filosofie, waarin het inheemse concept ‘buen
vivir’ een cruciale rol
speelt, staat voor een ‘bevrijdingsfilosofie’. Bij ons zijn de
vertegenwoordigers hiervan nauwelijks bekend, terwijl hun denken
uiterst actueel is. De Nederlandse interculturele filosoof Wil
Heeffer schreef hierover een belangrijk, origineel en onthullend boek
dat hij in Het zoekend hert
kwam toelichten.
Filosoof en
antropoloog Rik Pinxten opent de
presentatie van Wil Heeffers overzichtswerk over de ‘Oorsprong en
ontwikkeling van de Latijns-Amerikaanse filosofie’ met enkele
ontregelende vragen. Hoe kan het dat het rationele, platonische
denken al 2500 jaar onze filosofie en de westerse wereld domineert?
Hoe kan het dat de verregaande kennis van Chinezen, Azteken, Maya’s…
voor de Europeanen eeuwenlang een blinde vlek bleef? Waarom denken
velen nog steeds dat als universeel bestempelde categorieën, zoals
God, tijd en ruimte, voor alle mensen gelijk zijn? “Als je even
vanonder je eigen kerktoren komt,” zegt Pinxten, “spreekt de
realiteit dat meteen tegen.” Van oudsher zijn er over de hele
wereld religies zonder godsbegrip. Ook begrippen als tijd en ruimte,
moraal en schuldbesef zijn allesbehalve universeel. Volgens Prof. em.
Rik Pinxten heeft zelfs drie vierde van de mensheid geen ‘geweten’
zoals wij het interpreteren. De spreker wijst ook op een fascinerend
maar weinig bekend feit: diverse talen, waaronder die van de Apaches
– wier cultuur Pinxten jarenlang bestudeerde – bevatten geen
naamwoorden maar uitsluitend werkwoorden. Dat correspondeert met een
heel andere levensbeschouwing dan de modern-westerse: alles beweegt,
is in proces. Vanwaar halen wij het lef vandaan om te stellen dat
onze manier van denken de enige juiste is? Nu, eindelijk, na
vijfhonderd jaar zwijgen over de kolonisatie, stelt Pinxten vast dat
er – mede door het afbrokkelen van de economische hegemonie –
stilaan een discussie op gang komt over de (desastreuze) gevolgen van
het opgedrongen ‘beschavingswerk’. Het is hoog tijd om
bescheidener te worden, te luisteren naar anderen en mensen als
gelijkwaardig te behandelen. Daartoe levert het boek van Wil Heeffer
baanbrekend werk.
Wil
Heeffer, intercultureel filosoof en Zuid-Amerikakenner,
benadert het thema vanuit een ongewone invalshoek, zoals de
ondertitel van zijn boek ‘Oorsprong en ontwikkeling van de
Latijns-Amerikaanse filosofie’ al aangeeft. Het gaat om denkers die
zich bewust zijn van hun wortels én van het koloniale verleden. Zij
huldigen een combattief denken gefundeerd op een oeroud wij-gevoel,
la Pachamama,
de verbondenheid met moeder aarde in een kosmische context.
Centraal in
deze filosofie staat ‘la vida’,
het in stand houden van het leven. Deze levensbeschouwing gaat ervan
uit dat wij, mensen, tijdelijke organismen zijn in een kosmisch
proces; dat wij dus allemaal erfgenamen en erflaters zijn en
fatsoenlijk moeten omgaan met alles wat ons omringt. Om het leven in
stand te houden is herstelcapaciteit (lees: geen totale uitputting)
van vitaal belang en bijgevolg ook respect, voor de medemens én voor
moeder aarde.
Een tweede
pijler van deze filosofie bestaat uit participatieen sociale rechtvaardigheid.
Niet opgelegd van bovenaf, maar groeiend van onderuit, met een
luisterend bestuur en vertrekkend van de feitelijkheid van de
situatie. Dat impliceert mensenrechten maar ook rechten voor de
natuur.
Het jaar
1492 is voor Wil Heeffer een keerpunt in de geschiedenis.
Dat Columbus Midden-Amerika heeft ontdekt, en vooral het feit dat hij
terugkeerde en Spanje zich een heel continent toe-eigende, heeft de
verdere toekomst van Europa en een groot deel van de wereld bepaald.
In Zuid-Amerika werd een tot dan onbekende geldeconomie
geïntroduceerd, waarbij de mens gedegradeerd werd tot een
economische categorie: de arbeider. De eeuwenoude inheemse kennis,
gericht op de instandhouding van het leven, werd van de kaart
geveegd, de bevolking overdonderd met kerkelijke begrippen als leven
na de dood, zonde en schuldbesef. De cosmovisión
werd verdrongen door een eurocentristisch gedachtengoed, het
mythisch-associatief denken moest plaats ruimen voor ‘logos’ en
rationaliteit. Deze ontwikkeling zette zich door tot in de 19de eeuw,
toen Midden- en Zuid-Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijders, onder
wie Simón Bolivar (1783-1830) en de Cubaanse schrijver José Martí
(1853-1895), ijverden voor de ‘dekolonisering’ van hun volk en
gedachtegoed. Ze vonden onder meer inspiratie in de revolutionaire
bewegingen in Europa en in werken van invloedrijke denkers zoals
Spinoza, Karl Marx, Karl Krause…
Een
spilfiguur in de actuele bevrijdingsfilosofie is de (nog steeds
actieve) Argentijns-Mexicaanse filosoof Enrique Dussel (La Paz,
1934), ook wel ‘de Aristoteles van
Zuid-Amerika’ genoemd. Hij verdedigt een ethiek die teruggaat op de
drie grote pijlers van het Latijns-Amerikaanse denken: de mens als
onderdeel van een kosmisch transformatieproces, sociale
rechtvaardigheid en participatie, en de realisatie van
bestaanszekerheid. Kortom: een streven naar een betere wereld, zonder
slaven en barbaren. Een wereld van ‘buen vivir’, zonder
economische dwang, waarin het leven in alomvattende zin centraal
staat en waarin de politiek tot doel heeft om mens en natuur veilig
te stellen. Enrique Dussel
pleit voor groei van onderuit, een respectvolle omgang en een morele
opvoeding als wapen tegen corruptie.
Het grote
doel van de bevrijdingsfilosofie is alles uit de verborgenheid halen,
het doorbreken van vijfhonderd jaar stilzwijgen door het Westen, dat
eeuwenlang zijn dominante ideeën heeft opgelegd. Deze beweging heeft
vandaag een aanzienlijke impact op het politieke debat in
Zuid-Amerika en is daarom uiterst actueel.
Wil Heeffer studeerde filosofie in Tilburg, Amsterdam en Rotterdam. Hij volgde filosofiecolleges bij Jürgen Habermas en Richard Bernstein aan het Inter-University Centre of Postgraduate Studies in Dubrovnik. Verdere expertise ontwikkelde hij via colleges van Enrique Dussel en van Heinz Kimmerle (1930-2016), grondlegger van een interculturele filosofie. In Cuba werkte hij mee aan conferenties over het werk van José Martí.
Zie ook de recensies over zowel Hoelang pikken we het nog en over Van roofbouw naar opbouw door Peter de Wind in Filosofie (Garant) jrg. 26 nr. 2 (maart/april 2016) op p. 60-61 jrg. 29, nr. 4
Kortgeleden grapte een Nigeriaanse vriend dat hij de ontdekking van Gaasperplas had gedaan. Het klinkt ons redelijk bizar in de oren, want er wonen immers al jaren mensen. Echter, het ontdekken van nieuw land was ook hoe Columbus het omschreef toen hij in 1492 op de Bahama’s in het Caraïbisch gebied aan kwam. Dat één man zo bepalend zou zijn voor de geschiedenis van een continent dat voor zijn komst enkele van de hoogste beschavingen ter wereld kende is nog steeds onvoorstelbaar. Na zijn terugkomst in Europa verdeelde de paus in 1494 het Latijns-Amerikaanse continent tussen de toen heersende wereldmachten Spanje en Portugal, de tijd werd verdeeld in een pre-Columbiaanse tijd en de tijd daarna en Columbia, waar hij overigens zelf nooit geweest was, werd naar hem genoemd. Hoe dit alles mogelijk was, hoe rijke beschavingen door de Spanjaarden werden vernietigd en hoe het continent zich weer wist te bevrijden, wordt inzichtelijk gemaakt in het boek van Heeffer. Een pionierend werk in de Nederlandse filosofie, want tot nu toe is de Latijns-Amerikaanse filosofie een zwaar onderbelicht gebied. Dat maakt het lezen extra spannend, want Heeffer toont niet alleen de filosofische ontwikkeling in dit continent, maar ook hoe die onlosmakelijk is verbonden met de Europese geschiedenis. Zijn insteek is vanuit de bevrijdingsfilosofie die in de twintigste eeuw op kwam met als belangrijkste protagonist Enrique Dussel. Hij legt de verbinding met de wijsheid van de oude Zuid-Amerikaanse beschavingen, die een cosmovision hebben die ver af staat van het Westerse wereldbeeld: de mens is onderdeel van de natuur, er wordt gedacht vanuit een ‘wij’ en tijd en ontwikkeling zijn niet lineair, maar cyclisch. Ondanks dit verschil in tijdsopvatting komt Heeffer met de opzet van zijn boek de Westerse lezers, die gewend is aan een chronologische opbouw, tegemoet. Hij begint met de pre-Columbiaanse tijd, die volgens hem gekenmerkt wordt door contextueel denken. Het begint meteen al spannend, want we weten nog maar sinds kort iets meer van de levensvisie van deze beschavingen. De Russische linguïst Joeri Knorozov stuitte aan het einde van de 2e Wereldoorlog in Berlijn op reproducties van het Landa-alfabet, genoemd naar de Spaanse inquisiteur Landa die in de 16de eeuw poogde het schrift van de Maya’s te ontcijferen. Hem lukte het destijds niet, Knorozov deze keer wel. In zijn boek geeft Heeffer niet alleen aan waarom pre-Columbiaanse filosofieën niet erkend werden, maar legt hij ook de verbinding met het Chinese Taoisme, het Boeddhisme en de Zuid-Afrikaanse Ubuntu. In tegenstelling tot de Westerse filosofie is de logica daarin niet primair gebaseerd op het (geschreven) woord. Hier ontmantelt hij het Westerse universele waarheidsbegrip door te stellen dat wat waar is binnen één logica niet noodzakelijk waar hoeft te zijn binnen een andere logica. In de Latijns-Amerikaanse filosofie heeft dit geleid tot een contextfilosofisch denken, vanuit een relationele ontologie, waarin ons bestaan niet los gezien kan worden van de context waarin we leven. Hierin staan taal en tijd centraal en kaart Heeffer het geweld dat door vertalingen aangedaan kan worden aan. De levensvisie van de indios was niet zomaar te vertalen in het Spaans of Portugees. Bovendien gingen de Spanjaarden en Portugezen uit van een lineaire tijdsindeling die gesegmenteerd is in eenheden en waarin er een noodzakelijk verband is tussen oorzaak en gevolg, terwijl de tijd van de Maya’s, Inca’s en Azteken gebaseerd is op cyclische gebeurtenissen, die gemarkeerd werden door vieringen. Hoe meer ik lees over het geweld dat door de Christelijke religie en een rationele levensvisie de oorspronkelijke bewoners van dit continent de afgelopen 500 jaar is aangedaan, hoe bewuster ik word van mijn eigen denken vanuit een cultuur die meer dan 1800 jaar door het christendom gedomineerd is. Vervolgens behandelt Heeffer de drie grootste pre-Columbiaanse beschavingen die nu bij ons bekend zijn: de Azteken, de Inca’s en de Maya’s. Hij verwijst niet alleen naar de levensvisie van verschillende volken, maar waar mogelijk noemt hij filosofen uit de pre-Columbiaanse culturen bij naam, zoals de Azteekse wijsgeer Nezahualcoyotl (1402- 1472). In het volgende hoofdstuk gaat Heeffer pas echt in op het geweld van de Spanjaarden en het christendom, waarbij niet alleen de imperialistische overheersing centraal staat, maar ook het uitmoorden van kennissystemen (door de Portugese socioloog Boaventura de Sousa Santos epistemicide genoemd). Vanuit een superioriteitsgevoel werd het onderwijssysteem voor het Latijns-Amerikaanse continent de Spaanse Universiteit van Salamanca als model genomen. Daarnaast werd de christelijke religie ingezet als belangrijk bindmiddel voor politieke eenheid. Maar ook de Spaanse overheersers zijn niet allen over één kam te scheren. Zo haalt Heeffer ook Spaanse geleerden aan die oprecht geïnteresseerd waren in het erfgoed van de oorspronkelijke inwoners, zoals de filosoof Bartolomé de las Casas en de medicus Nicolás Monardes (1508-1588). Maar terecht eindigt ook dit hoofdstuk weer met een hoofdrol voor een Inca kroniekschrijver, de Peruaan Felipe Poma de Ayala (1534 -1615). Zijn manuscript wordt door de Latijns-Amerikaanse bevrijdingsdenkers beschouwd als een eerste aanzet tot het dekoloniseren van het denken. En ook dit weer laat zien hoe pril dit onderzoeksgebied nog is in Europa, want ook dit manuscript is pas sinds 1980 beter bekend geraakt. Nu komen we aan in de postcolumbiaanse tijd, waarin de blik niet meer alleen op het Latijns-Amerikaanse continent, maar ook op ons eigen Europese continent gericht wordt en worden de racistische opvattingen van Kant en Hegel besproken. Beiden zien andere culturen als inferieur en verbinden dit aan huidskleur. Hegel gaat nog een stap verder dan Kant door deze andere volken een plek in de wereldgeschiedenis te miskennen, omdat ze niet voldoen aan het Europese model van staatsinrichting. Pas in 1968 wordt de roep om een eigen Latijns-Amerikaanse filosofie luider, een filosofie die sociaal geëngageerd is en ecologisch bewust. De dan opkomende bevrijdingsfilosofie gaat er vanuit dat vrijheid niet mogelijk is, zolang er nog armoede is en het centrum van het denken is niet de polis, maar een leven in balans met de natuur. Heeffer laat ook zien welke Westerse filosofen van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van een Latijns-Amerikaanse filosofie en behandelt achtereenvolgens: Karl Christian Friedrich Krause, Auguste Comte, José Ortega y Gasset, Baruch Spinoza en Karl Marx. Vooral de invloed van de bij ons relatief onbekende filosoof Krause vond ik fascinerend om te lezen. Krause, die als student van Hegel, tussen 1802 en 1804 samen met hem colleges gaf in Jena heeft door zijn interpretatie van de relatie God-natuur en zijn opvattingen over sociale rechtvaardigheid een grotere invloed op het Latijns-Amerikaanse denken gehad dan Hegel. Als laatste tijdsperiode komen we nu aan in de twintigste en eenentwintigste eeuw, waarin het continent niet langer voornamelijk op Europa gericht is, maar interesse ontstaat voor denktradities van het eigen continent. Nu komt Dussel in de spotlights, door Heeffer de ‘grote voorvechter en de voornaamste spreekbuis’ hiervan genoemd (p. 95). Hier ligt duidelijk de liefde van deze auteur, want hij kwalificeert deze stroming als ‘de meest briljante en originele stroming in de Latijns-Amerikaanse filosofie’ (p.95) en dit jaar zal dan ook een boek van Heeffer verschijnen, waarin Dussel echt de hoofdrol krijgt. Dussel, die sterk beïnvloed is door Levinas bekommert zich vooral om de positie van de onderdrukten. Hier word ik weer met mijn neus op de feiten gedrukt van hoe weinig ik af weet van de geschiedenis van dit continent. Het is nieuw voor mij dat in 1968, het jaar van de hippie studentenrevolutie in Europa, tegelijkertijd in Mexico tweehonderd protesterende studenten werden vermoord. De bevrijdingsfilosofie is een sociaal-politieke, ethische denkrichting, die ging om ‘bevrijding uit het katholieke erfgoed, uit het eurocentrisch denken en uit de voetangels en klemmen van een economisch systeem waarin de rijkdom van de een de armoede van de ander betekent.’ (p.97). Dussel die sterkt leunt op het werk van Marx, plaatst dit in een ecologische context door een antropocentrische opvatting te vervangen door een biocentrische relatie tot de aarde. Dussel ziet dat de gelijkheid niet kan ontstaan zonder verzet tegen een wereld van bovendanen. Ook Dussel lijkt daarmee nog vast te houden aan een dialectisch opvatting tussen onder- en bovendanen. Hier gaat Heeffer verder niet op in. Vervolgens volgt er een meer algemeen hoofdstuk over het vitalisme van oude talen, waarin een kritische reflectie plaats vindt op het voornamelijk gebruik van Westerse talen in de filosofie. Heeffer duidt taal als instrument van de filosofie en sleutel voor het opdiepen van het verleden en terecht merkt hij op dat hierbij zelden de taal van de inheemsen als sleutel wordt gebruikt. Hij verwijst hier naar het werk van bijzonder hoogleraar Antropologie en Etnohistorie van Latijns-Amerikaanse volken in Latijns-Amerika Ouweneel die zich afvraagt of wij als niet-Indiaanse onderzoekers uit West-Europa überhaupt wel iets kunnen bevatten van het heden en verleden van Indiaanse samenlevingen. Hoewel ik voornamelijk zeer verdrietig werd door de desastreuze invloed van de Spaanse kerk en politieke overheersing op dit continent, bracht de door Heeffer aangehaalde passage van Ouweneel toch een glimlach op mijn gezicht. Het begrip ‘zonde’ paste niet in een levensvisie van de Azteken, die het begrip tlatlacolli gebruikten voor alles dat besmeurd of beschadigd was en om een verstoring van het sacrale tijdsverloop aan te duiden. Maar aangezien ze niet in een hiernamaals geloofden werd het gebeuren vergeten en vergeven als het niet op korte termijn tot problemen, zoals ziekte of zonsverduistering leidde. Door het incorporeren van deze woorden in de Spaanse kerkdienst, werd het eigen inheemse gedachtegoed onbedoeld gereactiveerd bij iedere Spaanse kerkdienst. Het laatste hoofdstuk van het boek is gewijd aan het ecologisch gedachtegoed van Buen Vivir. Ook hier blijkt 1968 een sleuteljaar, want toen werd door Europese wetenschappers de Club van Rome opgericht, waarin de klimaatproblematiek reeds werd aangekaart. Dit sluit aan bij de visie vanuit Buen Vivir, in Nederland vooral bekend door het werk van de Ecuadoriaanse socioloog en econoom Alberto Acosta, maar in dit boek voornamelijk toegekend aan Dussel. Ook hier toont Heeffer zich weer een erudiet auteur, die de beweging in verband brengt met historische gebeurtenissen als het Dispuut van Valladolid (1550- 1551) en de Synode van Dordrecht (1618-1619) en de astronomische ontdekkingen van Copernicus (1473-1543) en Galileo Galilei (1564- 1642). De ‘ontdekkingen’ van Columbus, Copernicus en Galileo Galilei leidden tot een ander wereldbeeld dat gevolgen had op politiek (revolutie tegen aristocraten), wetenschappelijk en economisch gebied, waarin God werd vervangen door een religie van economische vooruitgang en de aarde gebruik mocht worden als wingewest. De Copernicaanse wending die nu nodig is om een klimaatcatastrofe te vermijden (indien nog mogelijk), zou wel eens uit Latijns-Amerika kunnen komen, door een filosofie waarin de aarde weer centraal staat. Hier is wel een wending van inzichten voor nodig, een dekoloniseren van ons denken. En op de laatste tien pagina’s van dit boek komen dan ook eindelijk de vrouwelijke filosofen naar voren die hier een rol bij kunnen spelen, met als eerste Latijns-Amerikaanse Mexicaanse feministische filosoof Sor Juana Inés de la Cruz (1651-1695). Het boek eindigt met een roep om interculturele dialoog met verwijzing naar de Duitse filosoof Heinz Kimmerle, maar het laatste woord is voor de Argentijnse socioloog Walter Mignolo, die pleit voor een dekolonisatie van ons denken en het luisteren naar de stemmen van mensen voor wie economische groei niet voorop staat, maar het leven in harmonie met de natuur. Even onvoorstelbaar als dat Columbus zich de ontdekking van Latijns-Amerika toe-eigende is onze complete desinteresse voor dit continent op filosofisch gebied tot nu toe. Er valt een wereld te winnen.
Van Roofbouw naar opbouw – Wil Heeffer door Renate Schepen, oktober 2020
De haveloosheid van het menselijk lustbedrijf Artikel over En we verdroomden de dag, Brabants Dagblad, Nick J. Swarth, 23-12-2003, pag. 2.
Op zoek naar verloren tijd Joost Geerts, Brabants Dagblad, 31-1-2002, pag. 29.
Pendelen tussen plicht en plezier, lijden en lust Artikel over Het bitter van de rosse maan, Brabants Dagblad, Mieske van Eck, 17-10-2008, pag.19.
Wil Heeffer, Het bitter van de rosse maan Recensie over Het bitter van de rosse maan door Ben Loonen, De Leybode, oktober 2008, nr 129, pag.26.
Made in Havana Website:http://www.cubanismo.net/cms/nl/artikels/made-havana
Tot elkaar veroordeeld Recensie over Tot elkaar veroordeeld door dr. Herman van Erp, De Uil van Minerva, 2011,vol 24, pag. 49
Aankondiging in Filosofie jaargang 21, 2011, nr 2, pag.62
Rik Pinxten is
prof. emeritus culturele antropologie (UGent). Hij was onder meer
student bij Leo Apostel en Jaap Kruithof. Hij deed zijn expertise op
via decennialang veldwerk, dat begon bij de Navajo-indianen. Al jaren
propageert hij de boodschap dat de vermenging van culturen behalve
onomkeerbaar ook en vooral verrijkend is, terwijl multiculturalisme
een eilandmentaliteit creëert.
Twee vertalingen van gedichten van Francisco Brines (1932-2021). Hij kreeg in 2020 de prestigieuze Cervantesprijs uitgereikt in zijn huis in Oliva
De dood van Socrates
Na vele uren van koortsige gesprekken
verkondigden ze: ‘De zoon van de vroedvrouw moet sterven,
zijn welsprekendheid kan dodelijk zijn voor ons allemaal.’
Al drie nachten lang becommentarieerde Athene,
door de mond van de jongeren,
de vurige gedrevenheid van hen die in het huis van Kephalos aanwezig waren
gesprekken waarin Socrates wees op normen
die voor de nieuwe Staat richtinggevend zouden moeten zijn.
Die gevaarlijke bezieling leidde, in geheim samenzijn,
tot instemming met het doodsvonnis
want het gevaar bestond,
dat allen door het woord van die man de dood onder ogen zouden moeten zien.
Het overleg verliep verhit en vroeg veel tijd,
maar door toedoen van enkelen klonken er ook nobele overwegingen;
juist hun argumenten roepen me op om,
zoveel jaren na die onzalige moord,
hun bedenkingen nieuw leven in te blazen.
En wel, omdat zij vanuit een oprecht gevoel
te midden van verwarring over raad en daad
de vinger legden op het menselijk tekort,
wezen op de meerduidigheid van feiten
en op het gevaar van een onvoorwaardelijk waar,
het zijn immers juist kleinigheden die, jammerlijk genoeg
wat juist is kunnen verduisteren.
Nu terugkijkend op hun bemoeienis
was het hun inbreng die dankbaarheid
van de medeburgers had verdiend;
zoals het nu opklinkt bij hun nakomelingen
had beter terughoudendheid gezegevierd.
Eens te meer werd duidelijk
dat een nobel karakter niet iedereen is toebedeeld;
de ellendige afgunst, de angst voor verlies van macht,
de verachtelijke wrok… obscuur was het vonnis tot zijn dood.
Maar niet alleen dat,
niet alleen de miezerige bijkomstigheden
die opwellen als een oordeel wordt geveld,
en die, geef toe, ook enkelen van u de adem stokken doet.
Het ging om meer,
bij leven ervoeren zij het verdriet en de pijn van hun Socrates,
de man waarin het beste van Athene huisde,
en drongen aan, zoals ze zelf deden,
tot een zich eigen maken van zijn normbesef.
De vorming van een nieuwe Staat
hield het afstaan en verbannen in van wie ouder was dan tien,
een decreet om het lichaam te vermoeien
door het bewerken van grond,
omdat volgens de statuten van de nieuwe Republiek
onderwijs de geest alleen maar zou verdwazen.
Hij achtte het beter dat zijn zelfopoffering er niet toe deed
(want wars van bezit en niet hechtend aan het leven;
waardig, zo niet als Socrates, zijn plaats te laten aan Glaukon of aan zijn broer)
maar hij had een kreupele zoon van drie, die –
hoewel gaaf van aangezicht –
niet van nut was bij bewerken van het land;
volgens de nieuwe wet
zou zijn natuurlijk gebrek zijn dood betekenen.
Andere persoonlijke argumenten lijken ons minder relevant,
zoals waarin – buiten twijfel – om het leven van een veroordeelde wordt gesmeekt,
verwijzend naar een schulduitsluitingsgrond
naar ontoerekenbare dispositie van de geest.
Er zijn altijd persoonlijke redenen,
zoals de angst tot sterven die ons allen domineert
of die vreemde trek die sommigen onrechtmatig doet verbannen:
in vergelijk met Socrates schoten vele volgelingen tekort
legden zij het zelfs af gemeten aan het gemiddelde in de stad.
Het leven en de gewoontes overziende van eenieder
merkten ze op dat woord en daad niet correspondeerden;
het huichelen trouw de wet te volgen,
bewees eens te meer hypocrisie.
De nobele aard van hen die Socrates’ dood niet kon voorkomen
zet in het licht (zwak, hoewel, om tot een berustend begrip
van het toekomstige te komen)
hoe een waarachtig spreken steeds weer wordt gewroken
omdat vrijmoedigheid vertroebeld
en bij gelegenheid ontspoort in dralend dwalen
omdat het lichtend spoor blijft haken in woekerend gewas
dat volgelingen verdoold verblind
En, zoveel is zeker, Socrates wist
dat zijn Staat een ideaal zou blijven
de weg naar het morele blijft een hulpvragend zoeken
een menselijk slingeren tussen goed en kwaad.
(Dit droog verhaal over dit politieke misdrijf
laat ik voor geschreven zoals het morgen wordt geschreven en overmorgen nog eens wordt herschreven zoals in nog geen honderd jaar men over die duistere moord is uitgesproken.)
In de republiek van Plato
Ik herinner me als de dag van gister hoe verstervend avondrood
bevreemdend de vruchtbare valleien kleurde,
en ik in mezelf verzonken vanaf de middelhoge heuveltop,
vermoeide ogen sloot.
De oudsten onder de jeugdige strijders
en enkele van mijn zonen, uitverkoren door hun pure pracht,
plaatsten opeenvolgende laurierkransen op mijn hoofd
en schudden me de hand.
Tot toen hij op me toeliep, en ik beefde en verschoot;
en zijn lauwertak uit zijn hand graaiend
kroonde ik – als betrof het goddelijke luister – zijn jeugdig hoofd.
Ik lei mijn hand op zijn ontblote schouder.
Die campagnedagen van weleer
verliepen loom en waren zegenrijk door getoonde moed,
en in mijn ogen nestelde zich
het obscure licht van een menselijk lustgevoel.
Getooid met mirte en bloem, deelden we de tent
bewaakt door het smeulend waakvuur en de slapeloze blik
van uitverkoren wachters.
De wijn, de maaltijd die wij deelden en op het festijn
niemand, mijn meest geheim verlangen respecterend,
die ook maar enige vreugde toonde
terwijl Licio het zijne achter lippen sloot.
En bezig zijnde dat vijandige koninkrijk te veroveren
maakte ik zijn hart tot het mijne en schonk het leven.
Nu terugkijkend op de vreugdevuren van dat kampement
en onder een donker nachtelijk dek,
al liggend op een vuig en vochtig leger,
opgevreten door dat koortsige gevoel,
voel ik me uitgeleverd aan mijn uitgewoonde lijf;
en hoor van ver het jeugdig lef van Thirasymachus, de held.
Op de schouder van Lycius, vertelden me mijn kinderen,
legde hij zijn vaste hand,
en hij omarmde hem wat, aldus de wet, het recht doorgaf aan de omarmde.
Vandaag bezocht ik achtergeblevenen en zag de goedkeuring van de magistraten ,
en hoe hij werd bewonderd door de jongeren
voor wie de oorlog een leerschool is
en hoe hij onthaald werd door alle vrouwen.
En ik drukte hem in mijn armen en sprak een warm welkomswoord.
Hij ging heen met hem, de jonge Lycius.
Het vrouwenkamp verlatend
liep hij voor mij langs, en ik las in de ogen van de jongen verwarring en verwijt.
Er klonken geruchten dat de campagne in Azië aanstaande was,
en dat het dringend nodig was het lichaam te herstellen,
het kracht door oefening te doen herwinnen,
om terug te keren naar de strijd.
En ik denk, afgezien daarvan, hoe vruchteloos mijn droom,
door de tol van jaren die mijn lijf uitputte en verbraste
voel ik hoe het lijdt aan een snijdende pijn.
Verzonken op mijn leger, staar ik in het vuur dat zijn tent omringt,
en kan de blik van Lycius wel raden:
hij die maar dan mogelijk nog van me houdt.
Gezegend zijn zijn lichamelijke en geestelijke vermogens
zij zullen hem tot held van de Grieken maken.
De veldtocht op het oude continent komt naderbij,
hij zal wreed zijn en langdurig
en niemand die zijn dappere inzet zal evenaren.
Als de tijd me haalt en er een schaduw valt over mijn leven; als ik ooit mocht keren
son montículos cariñosos esperando a caricias soñolientas
son mejillas sonrosadas como si fueran frutas suculentas anhelante por dejarse coger
son cabritos mellizos paciendo al pie de tus columnas de mármol tumbado en el prado inmaculado, en las sábanas de raso
eres en todo un delicioso culito hecho para ceder para ser acariciado eternamente
querida mía déjame disfrutar de tu dulzura en un intenso festín de amor
II
LA MAJA DE SOROLLA
– desnuda de mujer, Sorolla, 1902
als een opengeslagen partituur
als een wolk geurend naar hoger honing
als rijpe appelwangen vol gevangen zoet
vormen je billen het dwaallicht van mijn ogen
voel ik me verdronken eer ik water zie
laat me in de onbetreden warmte
van je lakens slapen
en dek me met een wulps verlangen toe
Brief van de componist Granados aan Malats
‘Ik werd verliefd op de psychologie van Goya en op zijn palet. Op hem en op de hertogin van Alba, op zijn echtgenote – wat een vrouw. Mij fascineerden hun jurken, hun ruzies, hun liefde en geflirt, hun wangen als witte rozen, in scherp contrast met hun krullend haar, op het zwarte velours met knopen en ornamenten, de verstrengelde lichamen van deze dansende schepsels, hun handen als paarlemoer en jasmijn, rustend op gitzwarte fantasieën.’
Rebora de Robertis laat zien hoe beeld en werkelijkheid zich tot elkaar verhouden voor het befaamde schilderij l’orgine du monde van Gustave Courbet in Musée d’Orsay https://www.lemonde.fr/culture/article/2014/06/05/a-orsay-un-remake-de-l-origine-du-monde_4432340_3246.html
L’orgine du monde: 1
si no la salvo a ella no me salvo yo
– Ortega y Gasset
En este vaso de ginebra bebo los tapiados minutos de la noche, la aridez de la música, y el ácido deseo de la carne.
– Francisco Brines, Con quién haré el amor.
Abrazándonos en el sueño de nuestros sueños
nos perdemos en cuerpos entrelazados
que se fusionan entre sí
como la corriente gemelas del paraíso:
inmerso en una bruma orgiástica
sobre un lecho de azahar
pasando soñando el tiempo.
¡Que ningún serpiente nos engañe más!
El amor se hace amando
para convertirse en amor
para fundirse entre sí.
Se hace el amor para vivir la vida
compartiendo las bondades de la madre tierra
en todo su plenitud.
Sólo la coincidencia del encuentro
y la convicción de que los frutos serán mejores
que la promesa de floración
nos mantiene vivos.
¡Que la ira de ningún dios nos detenga!
Hacer el amor o no hacer el amor
en eso consiste la vitalidad
eso es lo que cuenta
‘el resto es silencio’.
¡Dejemos que este silencio descanse
en toda su oscura crueldad!
L’orgine du monde: 2
¡Que me bese con los besos de su boca!
– Cantares 1:2
Cuando el sol de tu sonrisa se levanta al amanecer y todo tu cuerpo huele a azahar en el bermellón de los sueños matutinos,
cerraré tus ojos y alimentarte con los besos de mi boca.
El calor del amor fluye por nuestras venas y bajo el canto de los pájaros no soy yo, sino tú tú que me besas con toda tu pasión
Mis dedos quieren leer tu cuerpo evocando tu belleza desde la imaginación, como si fuera un ciego con los ojos cerrados, para detener el tiempo que fluye y nunca se detiene. .
Sumergido en el encanto de un deseo fugitivo, tan real como un sueño puede ser, me pierdo en la fascinación evocando la realidad de fantasmas mágicos llenos de sensualidad.
Con los ojos cerrados deambulo sobre el paisaje de tu cuerpo enaltecido… pide que el viaje sea largo largo y lejano, que encuente el camino al andar.
Y cuando descanso en tu pecho susurarme:
«si tiene sed, bebe bebe de mi fuente la leche, manantial del amor», como si fuera néctar de los dioses para los amantes. . Atrapado en tus brazos me pierdo, los ojos cerrados, en el éxtasis de cuerpos listos para renacer por la nana de tu beso.
Y escucho tu dulce voz preguntando suave casi inaudible: «Que te bese con el beso de mi boca».
Even waren vorige week de ontwikkelingen in de relatie tussen de gezworen vijanden Cuba en de Verenigde Staten in staat om zich door het gedoe rond de zorgwet naar de voorpaginakoppen te vechten. Door het hele wereldnieuws zoemde het: heb je het al gehoord.
Maar wat is er nu zo bijzonder aan de Cubaans-USA handreiking of andersom aan de USA-Cubaanse?
– Het gebeurt nu Obama nog twee jaar heeft te gaan. Dus voldoende tijd voor de Republikeinen om aan dit voldongen feit te wennen.
– Beide broers Castro leven nog. Zij zijn daardoor in staat om het proces te sturen voordat Raúl gaat terugtreden als president.
– Het vrijkomen van de zogenaamde Cuban Five is voor de gebroeders Castro en de Cubanen van ongekende betekenis. Al hun inzet is in deze titanenstrijd gericht geweest op het levend laten terugkeren van landgenoten die volgens Cubaanse opvattingen
onterecht in de gevangenis zaten. Daarnaast is het bijzonder dat de hele wereld in een mediaspektakel kennis heeft kunnen nemen van een humanitair schandaal dat jaren door de internationale pers werd doodgezwegen: het onrecht dat vijf Cubanen door het rechtssysteem van de Verenigde Staten werd aangedaan. Daarnaast is het goed dat Alan Gross levend naar de Verenigde Staten kon terug keren. Zijn dood in een Cubaanse gevangenis zou evenals de dood van één van de Cuban Five in een gevangenis van de Verenigde Staten een nauwelijks te verwerken emotionele opdoffer zijn geweest; er zou vanuit beide kampen over moord zijn gesproken. Het had een toenadering in dat geval zo goed als onmogelijk hebben gemaakt.
– Belangrijk is de verzoenende invloed van kerkleider Franciscus geweest. Zoals er die eerder was van Johannes Paulus II. De invloed van religie op politiek leidt vaak tot verkettering van wie anders denkt. Maar in dit geval is er sprake van een sympathie die
invloedrijk is en invloedrijk blijft doorwerken.
– In de Westerse euforie over wat de toenadering in economisch opzicht gaat betekenen, is de blik hoofdzakelijk gericht op ontwikkelingen in Havana. Maar Cuba is meer dan de hoofdstad en de invloed van het denken van José Martí, hun vader des
vaderlands, reikt in ethisch opzicht verder dan de consumptieve blik van de stadsbewoner zoals die in de Westerse pers de beeldvorming stuurt: het leven in een stad is per definitie anders dan leven op het ritme en de sociale controle van het platteland.
– Iets wat weinig aandacht kreeg in het wereldnieuws – en zeker in het Nederlandse – was wat achter de rug van Raúl Castro aan de muur van zijn werkvertrek viel te zien.
Achter hem geen portret van hemzelf als president noch van zijn broer, maar portretten van de vrijheidsstrijders Martí, Maceo en Gomez. In Cuba is symboliek erg belangrijk en zeker in dit geval. Martí is de stut- en steunpilaar van het Cubaanse denken en doen. Geen Lenin noch Marx en zeker geen Stalin ofschoon in het Westen Cuba het stempel communistisch heeft. Raúl Castro heeft er zeker mee willen uitdrukken dat het in Cuba gaat om het uitdragen van opvattingen van José Martí. De schrijver van Nuestro América.
– Engels als taal zal niet langer de taal van de duivel zijn. Het zal toegankelijker worden om Engels te gaan studeren.
– En laat me een hoop uitspreken: misschien dat de subsidie-economie in Cuba kan worden omgezet in het invoeren van een basisinkomen voor iedereen. Daar ligt in Cuba een uitstekende basis voor en het zou een belangrijke stap zijn in het zoeken naar
een uitweg uit het dubbele valuta-systeem waardoor de Cubaan die toegang heeft tot de convertibele peso – de CUC – een factor vijfentwintig keer meer heeft dan de Cubaan voor wie die toegang ontbreekt.
Dit weekend staat de val van de Muur in Berlijn centraal. Met die val kwam een eind aan de stalinistisch-communistische staatsideologie. Voor Cuba begon met die val de periodo especial en tiempos de paz. Een periode waarin de rest van de wereld dacht dat het in Cuba ook over en uit zou zijn met alles dat voortkwam uit Marx, uit communisme en uit Leninisme. Men zag in Fidel de laatste profeet van die ideologie. En men verwachtte dat ook in Cuba de geschiedenis zou worden herschreven. Maar Cuba is nog altijd Cuba. Ik denk dat dat alles te maken heeft met de invloed van
José Marti op de Cubanen en op Fidel. Ik stelde vorig jaar op een congres in Cuba voor om de naam van de staatsideologie te veranderen in Fidelismo-Martiano, of in Martiano-Fidelismo om duidelijker te maken waar Cuba voor staat en om de vooroordelen die kleven aan de Leninistisch-Marxistische ideologie weg te nemen. Ik kreeg applaus.
Zolang wij blijven denken in stereotypen, zal ons beeld van Cuba nooit veranderen.
——————
Este fin de semana hablan todos de la caída del Muro de Berlin. Con la caída terminaba la ideología stalinismo-communismo. Con la caída comenzaba en Cuba el
periodo especial en tiempos de paz. Los tiempos en los que el mundo pensaba que Cuba iba a perder su base fundado en una ideología nefasta. Pero no fueran las cosas y Cuba siempre es Cuba, su gente, su cultura. Creo que el fundamento verdaderamente de Cuba no es la ideología Leninismo-Marxismo pero la del Fidelismo-Martiano. Por eso he propuesto el año pasado, durante un congreso en la Habana,
cambiar la doctrina oficial para dar una idea clara al mundo que es Cuba. La gente aplaudan a mi propuesta.
Mientras que pensemos en estereotipos no cambia nada en nuestro percepción.
In Bogotá (Colombia) vind je dit soort minibibliotheken bij bushaltes. Boeken zijn dragers van ideeën. Boeken delen is een manier om met ideeën in contact te komen en om die door te geven. Je kunt boeken achterlaten met je eigen opvattingen op de achterpagina´s en je kunt je opvattingen delen door in het boek je adres achter te laten. Wachten wordt aangenamer indien er boeken zijn waarmee je je gedachten kunt delen.