– atahualpa yupanqui
Talloos
velen tel ik tot verwanten
zovelen,
dat ik ze niet meer tellen kan.
En waar dan
ook zijn ze te vinden
te land,
ter zee of op de vlucht.
Ieder bezig
met zijn werk
ingesponnen
in zijn eigen droom.
Vol hoop
gelovend in een nieuwe morgen
en
mijmerend over dat wat vlood.
Talloos
velen tel ik tot verwanten
zovelen,
dat ik ze niet meer tellen kan.
Mensen met
een warme hand
vandaar de
vriendschap die wij delen.
Met lippen die
gebeden prevelen
met ogen
waarin ´n traan nog brandt
Zich
richtend op ´n perspectief
dat wenkt
en tegelijkertijd verschiet.
En steeds
de moed zich op te richten
en nemend
tegenslag voor lief.
Want
wat steeds
weer binnen bereik lijkt
verdwijnt ook
steeds weer in het niet.
Talloos
velen tel ik tot verwanten
zovelen,
dat ik ze niet meer tellen kan.
En zo gaan
we verder, zo gaan we voort.
Gehard en
teruggeworpen op onszelf
zoeken we steeds
een eigen weg
en keren
weer naar wie ons toebehoort.
We
schreeuwen ons hees
als we
elkaar herkennen in de verte
en kneden
woorden tot een poëem
dat als
zaad in het hart ontkiemt.
Zo gaan we verder,
zo gaan we voort.
Gehard en
teruggeworpen op onszelf
met onze
doden die in ons binnenst huizen,
die we
koesteren in hartekluizen
Talloos
velen tel ik tot verwanten
zovelen,
dat ik ze niet meer tellen kan
met daartussen
zij die steeds weer opdoemt
zij,
die zich onweerstaanbaar vrijheid noemt.
– videoclip over dit gedicht waarbij de tekst gezongen wordt door atahualpa yupanqui op: http://www.youtube.com/watch?v=h1IA2t7IdMY